Voor een ieder die GELOOFT, is Christus het EINDE der wet tot rechtvaardigheid (Romeinen 10:4). Met “de wet” wordt niet alleen bedoeld de wet der geboden, doch vooral ook de ceremoniële wet. De ceremoniële wet was het bewijs van Gods liefde en genade voor Israël. Het volk had wel nadrukkelijk beloofd: “Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen” (Exodus 19:8), doch God wist dat zij deze belofte niet konden houden.
Daarom heeft Hij aan de wet der geboden de wet aangaande de offeranden verbonden. God, de Heilige, de Rechtvaardige, kan zonde niet dulden. De ceremoniële wet bevatte alles wat nodig was om het mogelijk te maken, dat God te midden van Zijn zondige volk kon blijven wonen. Met welk een Goddelijke nauwkeurigheid heeft Hij de inrichting van de tabernakel, de offeranden, de priesterdiensten en de feesten door Mozes doen optekenen.
Alles was een voorafschaduwing van Jezus Christus en Zijn werk der verlossing. Elk onderdeel van de ceremoniële wet beeldde een aspect van Zijn Persoon en Zijn werk uit. Jezus Christus kwam om de wet te vervullen (Mattheüs 5:17) en Hij hééft de gehele wet vervuld, de wet der geboden en de wet der offeranden met hun ceremonieën. Niet alleen voldeed Hij geheel aan de eis van de wet der geboden, doch Hij was ook het volkomen brandoffer, het volkomen zond- en schuldoffer. Ook de vrede- en spijsoffers vonden in Hem hun vervulling.
Zijn werk was zó volmaakt, zo algenoegzaam voor een heilig God, dat het het einde van de wet betekende. Het einde van de wet tot RECHTVAARDIGHEID voor een ieder die gelooft. Hoe heerlijk voor een kind van God, dat Zijn rechtvaardigheid ons wordt toegerekend. HIJ is onze rechtvaardigheid. Wij mogen rusten in Zijn volbrachte werk, dat zijn bekroning vond in Zijn opstanding en verheerlijking. Wij mogen nu ons geloof vestigen op Hem, Die Jezus, onze Here, uit de doden opgewekt heeft. Welke overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardiging (Romeinen 4:24-25).
Lezen: Romeinen 4:24-5:2