Op welk een wonderlijke wijze heeft God ons toch verlost uit de macht van zonde en dood. Hij gaf hiertoe Zichzelf in de Zoon Zijner liefde, Jezus Christus onze Heer. Hem heeft Hij geoordeeld. Hem deed Hij in de dood gaan, opdat wij van oordeel en dood verlost zouden worden. Een aardse rechter zou zoiets nooit kunnen doen, want het komt niet te pas een ander in de plaats van de schuldige te straffen. Jezus Christus echter heeft Zich zo volkomen met ons vereenzelvigd. Wij zijn met Hem samengegroeid (Romeinen 6:5). Toen God Hem strafte, Hem verliet om onze zonden en Hem in de dood liet gaan, werden wij gestraft en stierven wij in Hem. Onze zonden, het kwaad dat wij deden, droeg Hij op het kruis, onze zondenatuur, ons zondige wezen, ging met Hem in de dood. Wij zijn volkomen één met Hem geworden. Niet alleen in Zijn dood, maar, en wat meer is, ook in Zijn opstanding. Door Zijn dood zijn wij uit Adam gegaan, door Zijn opstanding in Christus gekomen. Wij zijn met Hem samengegroeid in Zijn opstanding (Romeinen 6:5). Wij stierven in Hem en stonden als nieuwe mensen op in Hem. Nu mogen wij in NIEUWHEID des levens wandelen (Romeinen 6:4). In Hem opgestaan mogen we leven voor God.
Er was ook geen andere mogelijkheid om ons deelgenoot te maken van het Goddelijke leven. Ook al was onze zondeschuld betaald, toch zouden we in wezen zondaars zijn gebleven, want we zijn het door geboorte. In Adam werd de zonde onze heer en meester. God heeft hieraan op zeer radicale wijze een einde gemaakt door ons in Christus te laten sterven en ons in Hem op te wekken tot NIEUW leven. Deze heerlijke feiten mogen we in geloof aanvaarden, want God zegt het in Zijn Woord. Deze verlossingswaarheden liggen vast in Christus. Wij zijn door Zijn bloed (leven) gerechtvaardigd (Romeinen 5:9) en door Zijn dood RECHTENS vrij van de zonde (Romeinen 6:7-8). Wie zal ons beschuldigen? GOD is het Die ons rechtvaardigt en Hij is de Allerhoogste (Romeinen 8:33-35).
Lezen: Romeinen 6:4-11