Het is voor ons niet mogelijk om onder woorden te brengen, de onmetelijke en onnaspeurlijke liefde van God. Hij Zelf is de Liefde.
Het ontzettende is, dat de natuurlijke mens niet in staat is deze liefde te zien. Door de zonde is zijn verstand verduisterd en is hij vervreemd van het leven Gods (Efeze 4:18). Hij staat zelfs vijandig tegenover deze liefde.
Gods liefde is ook zo puur, zo volkomen. De openbaring van deze liefde, Christus Jezus, in Wie God Zichzelf heeft gegeven, deed de mens in haat ontvlammen. “Zij hebben Mij zonder oorzaak gehaat”, zei de Heer (Johannes 15:25). Reeds in Psalm 69:5 sprak Gods Geest, bij monde van David, hierover: “Die mij zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds.”
Hij, de Zoon des mensen, Die Zijn heerlijkheid heeft afgelegd om Gods liefde te kunnen openbaren, wist dat dit zou leiden tot haat. Een haat die zijn climax vond op het vloekhout des kruises. En juist in deze climax van haat werd Gods liefde uitermate openbaar. Toen heeft Jezus Christus, Gods Heilige en Rechtvaardige, in volkomen gehoorzaamheid aan Zijn God, de heilige en rechtvaardige toorn Gods over al het kwaad gedragen. Toen heeft Hij, als Zoon des mensen, Zijn ziel uitgestort in de dood, verlaten door God. “Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem” (2 Korinthe 5:21).
Gods liefde werd ten volle openbaar, liefde die gegrond is op heilig recht. In Christus is volkomen aan het recht Gods voldaan. Het recht Gods dat de dood van de zondaar eiste. Door Christus’ dood en opstanding werd de haat volkomen machteloos. Zij liep dood op de heiligheid en rechtvaardigheid van Gods onuitsprekelijke liefde. En nog ziet de mens niets van deze liefde. Zij is alleen te verstaan door geloof en door Gods Geest. Gods Geest wil ieder mens de ogen openen voor deze wonderbare liefde.
Lezen: Romeinen 5:5-11