Het brandoffer was dus een geheel vrijwillig offer. Het spreekt uitsluitend van Christus. God begint altijd met Christus. Volgens Leviticus 1:3 moest het offerdier volkomen zijn. Het duidt op Jezus Christus in Zijn schoonheid en volkomenheid, in Zijn voortreffelijkheid. Het brandoffer was ook geheel voor God. Jezus Christus heeft in volkomenheid voor Zijn God geleefd. Zijn gehoorzaamheid was volmaakt en Zijn liefde tot Zijn God volkomen. Zijn gehele leven was Gode tot een lieflijke geur.
Het wonder van Gods liefde en genade tot ons is, dat alle geur, alle welgevallen van het offer van Christus, ons wordt toegerekend. Dat wij, kinderen Gods, mogen staan in deze aangenaamheid voor God.
Jezus Christus is het volmaakte Offer. God kon van Hem zeggen: “Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik al Mijn welbehagen heb”. Zó onze Heiland te zien, Die Zich voor ons overgaf als offergave en slachtoffer, Gode tot een Welriekende reuk (Efeze 5:2). “Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was”, zegt Gods Geest in Filippensen 2:5. En in Romeinen 12:1 staat geschreven: “Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst”.
Wij mogen ons Hem beschikbaar stellen, opdat Christus ons Gode kan offeren.
Als wij deze gezindheid bezitten, wordt dit door Gods Geest in ons vervuld. Wij staan dan voor God in de waarde van Christus. Gods Geest wil deze gezindheid in ons bewerken. Deze gezindheid, die in ons hart het verlangen wekt Hem te kennen, die ons Hem doet liefhebben en aanbidden. Het brengt ons tot de climax van ons geloofsleven.
Lezen: Romeinen 12:1-2