De eerste woorden gesproken door de Heer Jezus, die Gods Geest heeft doen optekenen in het Woord, zijn: “Wat is het, dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?” (Lucas 2:49). Het zijn ook de enige woorden, door Hem uitgesproken vóór Zijn openbaar optreden, die Gods Woord ons bekend maakt. “Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?” De Heer was toen pas 12 jaar. Later, in het openbaar, heeft Hij wederom gezegd: “Want Ik ben uit den hemel nedergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft” (Johannes 6:38) en in Johannes 5:30: “Want Ik zoek niet Mijn wil, maar den wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft”. Tot Zijn discipelen zei Hij: “Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge” (Johannes 4:34).
“Zijn werk volbrengen”. Zijn werk, het grote werk der verlossing, de openbaring van de rechtvaardigheid van God door het geloof van Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven (Romeinen 3:22). God, de Allerhoogste, de Gerechtige, gaf Zichzelf in de Zoon Zijner liefde.
Jezus Christus, God van alle eeuwigheid, heeft ons zó liefgehad, dat Hij Zich voor ons heeft overgegeven als offerande en slachtoffer, Gode tot een Welriekende reuk (Efeze 5:2).
“Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen; en nu verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was” (Johannes 17:4-5). Het gehele, door mensen niet te omvatten werk der verlossing, was gericht op de verheerlijking van God de Vader. Jezus Christus heeft Zijn God verheerlijkt door dit werk te volbrengen in volkomen harmonie met Zijn God, in volkomen eenheid met Zijn Vader. God de Vader heeft Hem uitermate verhoogd, en Hem een Naam boven alle naam gegeven. Hij is de Middelaar Gods en der mensen (1 Timotheüs 2:5). Hij is de Waarachtige God en het eeuwige Leven (1 Johannes 5:20). In Christus zijn AL de schatten der wijsheid en kennis verborgen (Kolossensen 2:3). Buiten Hem is de dood, in Hem is eeuwig leven.
Lezen: Johannes.6:35-40