“Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid” (Hebreeën 13:8).
God Zelf zegt van Hem in Hebreeën 1:10-11: “Gij, Heere! hebt in den beginne de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken Uwer handen; Dezelve zullen vergaan, maar Gij blijft altijd” en in vers 12: “Gij zijt DEZELFDE”. Jezus Christus is de eeuwige, onveranderlijke God. Deze grote God heeft in de volheid des tijds Zijn heerlijkheid en majesteit afgelegd en is de mensen gelijk geworden. “En heeft Zichzelven voor ons overgegeven tot een offerande en een slachtoffer, Gode tot een welriekenden reuk” (Efeze 5:2).
In de eerste plaats ging het bij Hem om de eer van God. Zijn werk der verlossing was een welriekende reuk voor Zijn God. God werd door dit werk op zijn hoogst verheerlijkt. Zijn heiligheid, Zijn gerechtigheid, maar ook Zijn liefde en genade zijn er door tot openbaring gekomen.
Omdat Jezus Christus dezelfde is tot in eeuwigheid, was Hij alleen in staat dit werk der verlossing te volbrengen en God volkomen genoegdoening te geven voor de smaad Hem door de zonde aangedaan.
God kan voor eeuwig rusten in dat volbrachte werk. Omdat Jezus Christus Dezelfde is en blijft tot in eeuwigheid, is de verlossing die Hij ons heeft aangebracht, eeuwig.
“Een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende”, zegt Hebreeën 9:12. Hij kon zeggen, sprekend over Zichzelf als het Brood Gods: “Die dit Brood eet, zal in der EEUWIGHEID leven” (Johannes 6:58).
Welk een zaligheid, welk een zekerheid hebben wij, die in Christus Jezus geloven! Onze behoudenis ligt voor eeuwig vast in Hem. Niet in ons, maar in Hem.
“Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons” (2 Korinthe 1:20). In Christus zijn al de beloften Gods, die Zijn Woord ons ontvouwt, ja en amen.
Wij mogen er op bouwen, ze ons toeëigenen. God heeft ons zo onmetelijk rijk gemaakt in Christus Jezus onze Heer. Ons het eigendom te mogen weten van Hem, in Wie wij voor eeuwig zijn opgesloten in Gods liefdearmen.
Lezen: Hebreeën 1:8-12